Karel de Munter (engelandvaarder)

Geboren op 18 juli 1912 te Perwakarta, Nederlands-Indië
Overleden op 00 1972 te
Vertrokken op 05 mei 1943
Aangekomen op 06 mei 1943

Karel de Munter - Ontsnapt uit het 'Oranjehotel'

Karel de Munter (29) uit Den Haag is elektrotechnisch ingenieur. Met zijn Haagse vrienden Hendrik G.A. van Os en Wolter van Hellenberg Hubar beraamt hij een plan: in de haven van IJmuiden aan boord van een trawler sluipen, de bemanning op volle zee met zachte hand overmeesteren en naar Engeland varen.

Om het plan te doen slagen zoeken ze medereizigers. De volgende 10 mannen sluiten zich bij hen aan: de studenten Jan de Bruijn, Karel Glaser en Bram Nol en diens broer Richard Nol, Sjef de Groot, Wim 't Hart, de Rotterdamse havenmeester Anton Kortlandt, Gerard Lablans, Cosmo Rooske en Arie Schotsman.

De mannen weten niet dat de het hoofd van de Sicherheitsdienst in Den Haag, Joseph Schreider, volledig van het plan op de hoogte is. Hij is erover geïnformeerd door de Nederlandse geheim agent L. Andringa, die na te zijn gedropt boven Nederland was gearresteerd en voor de Duitsers is gaan werken. Samen met de Haagse vertrouwensman van Schreieder, politieagent Dick Poos, heeft Andringa het een en ander opgevangen tijdens een bezoek aan de Haarlemse sigarenwinkelier Martens, een contactadres van de Engelse geheime dienst.

Op 17 mei 1942 gaan Van Os, De Munter en Hubar volgens plan met de trein naar IJmuiden. Op de afgesproken plek bij het station - een pissoir - brengt een zekere Henk hen te voet naar een woning nabij de haven. Daar ontmoeten ze de andere 10 Engelandvaarders. De trawler, de SCH161, is eigendom van de Scheveningse rederij Arie van der Zwan, die toestemming heeft op bepaalde tijden op de Noordzee te vissen. De mannen klimmen 's nachts heimelijk aan boord van de SCH161 en verstoppen zich in groepjes van twee of drie achter de betimmering in het visruim. De Duitse wachtpost wordt afgeleid door Kitty Blauw-IJzerdraad.

Als schipper Arie Taal aanstalten maakt om de buitenhaven van IJmuiden te verlaten, klinken plotseling scherpe bevelen en zware laarzen op het dek. Even laten staan de 13 mannen in een rij met hun handen boven het hoofd en hun gezicht naar de muur, een machinegeweer dreigend op hun ruggen gericht. Ze worden afgevoerd naar de gevangenis van Scheveningen, het 'Oranjehotel'.

De Munter, Kortlandt, 't Hart en Rooske dragen bij hun arrestatie een wapen en worden gezocht wegens verzetsactiviteiten. Kortlandt heeft bovendien een grote hoeveelheid spionagemateriaal bij zich. 't Hart sterft op 24 juni 1943 voor een vuurpeloton, Kortlandt overlijdt op 27 november 1944 in het concentratiekamp Neuengamme en Rooske wordt op 5 februari 1943 op de Leusderheide gefusilleerd.

Karel Glaser en Richard en Bram Nol komen vanwege hun Joodse afkomst via Westerbork in respectievelijk Auschwitz en Sobibor terecht. Daar worden ze in 1943 vermoord.

Jan de Bruijn, Sjef de Groot, Lex van Os, Wolter van Hellenberg Hubar en Arie Schotsman worden op 18 juli 1942 vanuit Scheveningen naar de gevangenis in Haaren (Noord-Brabant) gebracht en op 15 maart 1943 veroordeeld tot gevangenisstraffen van een tot anderhalf jaar wegens 'unerlaubte Ausreise'. Gerard Lablans wordt pas op 8 juni 1944 veroordeeld tot een jaar en zes maanden gevangenisstraf, maar gezien zijn lange voorarrest vrijgelaten.

De Munter weet uit het Oranjehotel te ontsnappen en duikt onder. Op 5 mei 1943 doet hij een nieuwe poging. Met Christiaan de Bakker, Gerard Bruyne, stuurman Jaap Burger, Christiaan Gutteling, Johan Anton Stroeve, Piet Hendrik de Groot en de broers Robert en Willy Weijhenke maakt hij de overtocht naar Engeland met hulp van schipper Kees Koole en zijn schip 'Nooit Volmaakt'. Na vier windloze dagen op zee te hebben gedobberd, worden ze door de Britse Marine opgepikt.

De rest van de oorlog heeft hij doorgebracht in Australië en later in het toenmalige Nederlands-Indië.